De gegroefde lapsnuitkever: belangrijke bodemplaag in openlucht sierteelt
Vorig jaar startte het vierjarig LA-traject ‘Duurzame monitoring en beheersing van belangrijke bodemplagen in de openlucht sierteelt’ dat wordt uitgevoerd door Viaverda, HOGENT en ILVO. Insecten met schadelijke bodemlarven zoals engerlingen, emelten en taxuskevers spelen de hoofdrol in dit project. In dit artikel leggen we de klemtoon op de gegroefde lapsnuitkever of de taxuskever. De gegroefde lapsnuitkever (Otiorhynchus sulcatus) behoort tot de snuitkevers. Zowel de larven als de adulten zijn schadelijk voor sierplanten maar ook voor kleinfruit. De focus binnen het project ligt op de aanpak in siergewassen in vollegrond en container. We bespreken schadebeeld, herkenning, identificatie en monitoring, cyclus, preventieve maatregelen, natuurlijke vijanden en biologische bestrijding.
Hoe herken je de gegroefde lapsnuitkever?
De larven zijn wit tot crèmekleurig en pootloos (in tegenstelling tot engerlingen die 3 paar poten hebben). Zij groeien uit tot larven van 10 mm, met een roodbruine kop en een typische, gekromde C-vorm. De kevers zijn ongeveer 1 cm groot en lichtbruin. Kenmerkend is de iets verlengde, afgeplatte snuit, vanwaar ook de verwijzing naar 'lapsnuitkever'. Hun dekschilden vertonen lichtgele vlekjes en groeven in de lengterichting, vandaar ‘gegroefde’ in de naam. De dekschilden zijn bovendien vergroeid, waardoor de kevers niet kunnen vliegen.

Welke schade veroorzaakt deze kever?
Zowel de larven als de kevers zijn polyfaag en kunnen buiten (vollegronds- en containerteelten) en in beschutte teelten schade aanrichten aan siergewassen. Algemeen kan men stellen dat alle planten met vlezige wortels gevoelig zijn voor wortelvraat door de larven. Vanaf de ontluiking van het ei tot net voor de verpopping kunnen de larven aan wortels vreten. De pas ontloken larven voeden zich vooral met fijne worteltjes. De meeste schade ontstaat in het voorjaar, wanneer de grote larven dikke wortels en de wortelhals ontschorsen met afsterven van de plant tot gevolg. De bovengrondse schade door de volwassen kevers uit zich in typische halfronde vraat aan bladranden of naalden. Ze kunnen ook schors van takken en twijgen schaven. Deze vraat van de volwassenen vermindert de sierwaarde, maar leidt niet tot het afsterven van de plant. Onder de waardplanten zitten zowel houtige gewassen (loof- en naaldgewassen), niet-houtige gewassen (één- en meerjarig) en bol- en knolgewassen. Naast siergewassen komt de kever ook in kleinfruit voor zoals bij aardbei, bosbes, framboos, kruisbes, zwarte en blauwe bes en druif.


Monitoring met vallen, indicatorplanten en staalnames
De kevers zijn nachtactief en verbergen zich overdag in de vollegrond tussen afgevallen bladeren, losse stenen of hout. In vollegrond vindt men larven meestal terug aan de zuidkant van de planten. In de containerteelt zoeken de kevers vaak een schuilplaats onder de potrand of onder potten of trays, maar ze zijn ook in het substraat in de buurt van de plantvoet te vinden. Het typische halfronde vraatpatroon van het adulte stadium is een goede indicatie voor de aanwezigheid van de taxuskevers.
Binnen het project testen we een commerciële val en combinaties ‘bodemval + dakpan’ en ‘bodemval + dakpan + Euonymus-snippers’ voor het detecteren van taxuskeverpopulaties op sierteeltbedrijven en in tuinen. Eveneens werken we met indicatorplanten tussen de teelten om vraat en de aanwezigheid van de kever sneller op te merken. Via staalname wordt op regelmatige tijdstippen de aanwezigheid van larven gecontroleerd. Lokplanten voor de larven werden in 2025 onderzocht. Naast Euonymus werd ook Heuchera en Alchemilla naast elkaar opgesteld op diverse bedrijven om na te gaan welke van deze drie soorten het meest larven in de pot bevatten en zo kunnen dienen als een indicatorplant of lokplant voor larven. De gevonden kevers en larven worden moleculair op soort gebracht om zo na te gaan welke soorten Otiorhynchus voorkomen.
Cyclus en voortplanting
Er komen alleen vrouwtjes voor die onbevruchte eitjes leggen. De voortplanting is dus een ongeslachtelijke vermenigvuldiging (parthenogenese). Na een rijpingsvraat van ongeveer een maand, legt het wijfje vanaf half juli, en gedurende de hele zomer, eitjes af in de wortelzone. Na twee tot drie weken, in de periode eind juli - begin augustus, verschijnen de eerste, witte tot crèmekleurige, pootloze larven die ook overwinteren. Bij zachte winters vreten de larven heel de winter door. Bij strenge vorst worden de larven minder actief en kruipen dieper in de grond. Vanaf eind april - begin mei beginnen de larven te verpoppen in de grond. Half mei - begin juni sluipen de eerste kevers uit het popstadium. In buitenteelten is er meestal één cyclus per jaar, maar in serres kunnen door de hogere temperatuur meerdere generaties overlappen, wat de bestrijding bemoeilijkt. Het overgrote deel van de kevers sterft in het najaar, toch kunnen sommige kevers onze zachte winters overleven op beschutte plaatsen.
Preventieve maatregelen en natuurlijke vijanden
Beperk de insleep van kevers en larven door geïnfecteerd plantmateriaal, voornamelijk kevers en larven in potkluit of stektrays, uit het sierteeltbedrijf alsook uit aanplantingen te houden. Binnen het project zoeken we uit of het mogelijk is om aantasting te beperken door het plaatsen en wegnemen van vanggewassen. Het popstadium is erg gevoelig voor licht en verstoring. In vollegrond kunnen ze onder meer verstoord worden door grondbewerkingen, wat hen eveneens meer blootstelt aan predatie, waardoor populaties onderdrukt kunnen worden.
Natuurlijke vijanden van de kever en larven zijn loopkevers, aaltjes, schimmels, vogels, kippen, egels, spitsmuizen en mollen.
Welke bestrijdingsmaatregelen zijn er?
Een combinatie van chemische en biologische bestrijdingsmaatregelen is vaak nodig om een aantasting te reduceren. Siertelers en groenvoorzieners die lid zijn van Viaverda worden via waarschuwingsberichten op de hoogte gesteld van het ideaal moment van toepassen van deze middelen.
De bestrijding van de larven en het popstadium is omwille van de verborgen levenswijze zeer moeilijk. Het waarnemen van de nachtactieve snuitkever is belangrijk om het juiste ontluikingstijdstip van de kever te bepalen. Gevoelige plantensoorten kunnen als indicatorplant op het bedrijf worden aangeplant en nauwlettend worden gecontroleerd op vraat. Momenteel testen we binnen het project een aantal indicatorplanten zoals Euonymus-soorten. Ook vraat aan de cultuurgewassen kan het ontluiken van de kever verraden. De kevers kunnen overdag ook gemonitord worden door planken te leggen als schuilplaats tussen de gewassen.
Met biologische preparaten (aaltjes of schimmels) kunnen de larven bestreden worden. Ter preventie van larven in pot kan een granulaat worden ingemengd dat de schimmel Metarhizium brunneum stam Ma 43 bevat (Lalguard M52 GR). Het product wordt door het substraat gemengd. Het heeft een contactwerking en hoeft dus niet actief door het organisme te worden opgenomen.
Tabel 1: Beschikbare biologische bestrijding tegen gegroefde lapsnuitkever
In het najaar (of vroege voorjaar) kunnen de larven biologisch worden aangepakt met parasiterende aaltjes. Het toepassen van deze aaltjes kan in binnen- en buitenomstandigheden en zowel in vollegrond als in pot. In tabel 2 zijn de beschikbare parasiterende aaltjes voor biologische bestrijding van gegroefde lapsnuitkever opgesomd met hun werkings- en toepassingsvoorwaarden. Voor het slagen van deze biologische bestrijding zijn de specifiek toepassingsvoorwaarden namelijk zeer belangrijk.
Tabel 2: Beschikbare parasiterende aaltjes voor biologische bestrijding van gegroefde lapsnuitkever.
Werking en toepassingsvoorwaarden parasiterende aaltjes
De microscopisch kleine parasiterende aaltjes zullen op zoek gaan naar larven. Als ze een larve binnendringen, scheiden ze bacteriën af die in symbiose leven met de aaltjes, maar die wel fataal zijn voor de larve. De bacteriën zetten de ingewanden van de gastheer om in vloeibaar voedsel dat makkelijker te eten is voor de nematoden. De parasitaire nematoden vermenigvuldigen zich in de larve vooraleer die ontbindt. Zodoende verspreidt zich een nieuwe generatie nuttige nematoden die op zoek kunnen gaan naar nog resterende larven. Geïnfecteerde larven verkleuren afhankelijk van de toegepaste aaltjessoort soms van witbeige naar helderrood tot bruin en het insect verslijmt, waardoor dit vaak moeilijk terug te vinden is. De eerste larven kunnen na twee tot vier dagen gedood worden.
Deze aaltjes vragen een bepaalde bodemtemperatuur. Alle parasiterende aaltjes hebben vocht nodig voor hun verplaatsing in de bodem. De aaltjes zijn zeer gevoelig voor uitdroging en blootstelling aan zonlicht. Daarom worden de aaltjes best aangebracht bij bewolkt weer, vroeg in de ochtend of ’s avonds. Onder bestaande hagen kan de grond zelfs na een aantal fikse regenbuien extreem droog blijven. Wanneer zulke plaatsen dienen behandeld te worden, is het noodzakelijk om de plaats van behandeling vochtig te maken en te houden door te beregenen. Doe je dit niet, dan heeft de behandeling nagenoeg geen enkel effect. Ook na de toepassing dienen de aaltjes ingeregend te worden.
Voor meer info, volg de pagina van het project rond bodeminsecten op de Viaverda-site.
Interessante Viaverda tools voor biotelers
'Ziekten en Plagen' app
Voor siertelers en groenvoorzieners die lid zijn van Viaverda is er de 'Ziekten en Plagen' app die toelaat om deze, maar ook andere ziekten, plagen en nuttigen op sierplanten op te zoeken. Je kan per plant nagaan welke ziekten of plagen voorkomen. Per plaag zie je foto’s van de verschillende stadia en schadebeelden en kan je informatie over de waardplanten, cyclus, preventie en beheersing opzoeken.
Waarschuwingsberichten
Viaverda stelt elk lid via waarschuwingsberichten op de hoogte van het moment dat onder meer deze gegroefde lapsnuitkever in een bepaald stadium kan waargenomen worden en hoe en wanneer je deze best beheerst of bestrijdt. Ook het moment voor toepassing van aaltjes ontvang je via dit kanaal.
Overzichtsposters erkende middelen en biologische bestrijders
De jaarlijks vernieuwde ‘Posters erkende middelen in sierteelt en groenvoorziening’ geven een overzicht van de erkende insecticiden, fungiciden en herbiciden in open lucht en onder bescherming. Middelen die gebruikt mogen worden in de biologische land- en tuinbouw staan op de posters aangeduid. Zo heb je ook als bioteler een overzicht van wat je kan en mag gebruiken in je teelt van bloemen of andere siergewassen.
Ook de overzichtsposter ‘Biologische bestrijders in de sierteelt’ is voor biotelers een handig instrument. De poster geeft een overzicht van de commercieel inzetbare natuurlijke vijanden met de nodige toepassingsinformatie. Dit maakt dat je biologische bestrijders correcter en efficiënter kan uitzetten.
De posters zijn voor leden van Viaverda, maar kunnen ook verkregen worden aan het secretariaat (site Destelbergen) en op studiedagen van Viaverda voor sierteelt en groenvoorziening.
Advies en stalen
Soms is staalname of advies van een deskundige nodig om een diagnose te stellen. Bij twijfel over een schadebeeld kan je als lid van Viaverda advies vragen of ons een staal bezorgen.
Meer info?
liesbet.vanremoortere@viaverda.be
Dit artikel is geschreven binnen het VLAIO LA-traject ‘Duurzame monitoring en beheersing van belangrijke bodemplagen in de openlucht sierteelt’.
