ToBRFV-resistente rassen en nieuwe onderstammen in bio trostomaat

De opmars van ToBRFV is een bedreiging voor de tomatenteelt. Hoewel de biologische glastuinbouw voorlopig grotendeels gespaard blijft, is preventief onderzoek cruciaal. Tegelijkertijd blijven bodemgebonden plagen zoals wortelknobbelaaltjes een probleem, zeker in verwarmde kassen. Enkele ToBRFV-resistente rassen, en dan vooral Bronski, blijken het minstens even goed of zelfs beter te doen dan het klassieke ras Cappricia. En enkele nieuwe onderstammen bieden in combinatie met geschikte bovenstammen mogelijkheden naar opbrengst en weerbaarheid. Dat blijkt uit een rassen- en onderstammenproef trostomaat bij Viaverda.
De komst van rassen met resistentie tegen het Tomato Brown Rugose Fruit Virus (ToBRFV) is een opluchting voor tomatentelers. Maar in welke mate zijn deze ToBRFV-resistente rassen geschikt voor de biologische glastuinbouw? Om biologische telers te ondersteunen, legden we in 2024 een rassen- en onderstammenproef aan in een verwarmde serre bij Viaverda. De focus lag op het evalueren van de opbrengst en kwaliteit van trostomatenrassen met resistentie tegen ToBRFV en diverse nieuwe onderstammen onder biologische praktijkomstandigheden.
ToBRFV-resistentie belangrijk bij virusmanagement
ToBRFV is een zeer besmettelijk en persistent virus dat tomaat, Spaanse peper en paprika zonder ingebouwde resistenties kan aantasten. Het virus zit in hoge concentraties in het plantensap van besmette planten en vruchten. Via contact met besmette oppervlakken, zoals handen, gereedschappen en kleding, kan het virus zich gemakkelijk verspreiden tussen planten of bedrijven. De economische schade kan hoog oplopen: planten kunnen sterk achterblijven in groei. Het virus kan een sterke impact hebben op de productie en de kwaliteit van de vruchten. Het leidt soms tot verwelking en afsterven van de planten. Sinds 1 januari 2025 is de status van ToBRFV veranderd van een quarantaine-organisme naar een gereguleerd niet-quarantaine-organisme (lees hier meer over).
Zeker in de biologische teelt blijft inzetten op preventie cruciaal. Onderzoek heeft aangetoond dat besmetting via de bodem mogelijk is. En dat vormt niet alleen een risico voor de huidige teelt, maar ook voor de teelten in de volgende teeltseizoenen. Technieken om met ToBRFV besmette biologische bodem efficiënt te ontsmetten zijn er nog niet. Resistente rassen vormen een belangrijk middel in de strijd tegen ToBRFV. De afgelopen jaren is er sterk gewerkt aan de ontwikkeling van ToBRFV-resistente tomatenrassen, maar er moet nog worden nagegaan hoe geschikt deze rassen zijn voor een biologische teelt.
ToBRFV en wortelknobbelaaltjes blijven een uitdaging
De teelt werd opgeplant op 26 februari 2024 en de eerste oogst volgde op 21 mei. De laatste oogst vond plaats op 12 november. Cappricia (Rijk Zwaan - vatbaar voor ToBRFV) op Fortamino (Enza zaden) werd als referentie opgenomen, gezien de brede toepassing in biologische verwarmde kassen. In overleg met verschillende zaadhuizen werden drie ToBRFV-resistente bovenstammen geselecteerd die potentieel zouden kunnen hebben in de biologische teelt: Ronvine (Numhems), Prospano RZ (Rijk Zwaan) en Bronski (Enza zaden). Deze rassen werden geënt op onderstam Fortamino (Tabel 1).
Tabel 1: Marktbare opbrengsten hoofdrassen op onderstam Fortamino
Gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend.
Daarnaast selecteerden we drie nieuwe onderstammen met ToBRFV-resistentie:
- HW1003 (HW Seeds)
- E16R.40164 (Enza zaden)
- E16R.43290 (Enza Zaden)
En ook vijf nieuwe onderstammen zonder ToBRFV-resistentie:
- Sanaterra (TAKII)
- Astrolite (The Rootstock Company)
- TRCX62077N (The Rootstock Company)
- Kaizer RZ (Rijk Zwaan)
- Suzuka RZ (Rijk Zwaan)
Alle onderstammen, behalve HW1003, zouden in meer of mindere mate resistenties hebben tegen de wortelknobbelaaltjes Meloidogyne arenaria, M. incognita en M. javanica, maar niet tegen M. hapla. Wortelknobbelaaltjes blijven een continue uitdaging voor de biologische teelt. Gemiddeld vermindert de opbrengst op een biologisch vruchtgroentebedrijf met 10 tot 20% ten gevolge van een aantasting door wortelknobbelaaltjes. Om de geschiktheid van de onderstammen voor biologische teelt te vergelijken, werden alle onderstammen getest in combinatie met het referentieras Cappricia.
Tabel 2: Marktbare opbrengsten van bovenstam Cappricia op verschillende onderstammen
Gemiddelden gevolgd door eenzelfde letter zijn niet significant verschillend.
Bronski steekt er met kop en schouders bovenuit in de rassenproef
Bronski en Ronvine werden op vijf tomaten per tros gesnoeid volgens de specificaties van de plant. De trossnoei van de andere rassen (Cappricia en Prospano) gebeurde op zes tomaten. Omdat tijdens de oogst van referentie Cappricia significant meer groene tomaat werd afgesneden, is trossnoei op vijf tomaten aangewezen in de toekomst. Alle bovenstammen scoorden gelijkwaardig of beter dan de referentie Cappricia op Fortamino (Tabel 1). Op 19 september 2024 voerde BelOrta een bewaarproef uit op alle objecten van deze proef.
Bronski (Enza Zaden) kwam duidelijk als beste uit de proef naar opbrengst toe. Al vanaf het begin van de teelt groeide Bronski het hardst en stak letterlijk met kop en schouders boven de andere rassen uit. Met een gemiddelde lengte van 689 cm was Bronski de sterkste groeier en wel 66 cm langer dan de referentie. Bronski scoorde vorige jaren goed in de conventionele teelt. In de biologische teelt produceerde dit ras 39,03 kg/m², wat 5,61 kg/m² meer is dan de referentie Cappricia op Fortamino. Dit komt door het hoge trosgewicht van 766 g, want het aantal trossen (51/m²) komt ongeveer overeen met de referentie (50/m²). Uit de bewaarproef van BelOrta kwam naar voor dat Bronski geschikt is voor de veilingmarkt. Ook bleek uit een spontane besmetting met witziekte dat Bronski weinig witziektegevoelig is. Bronski had ook het minst van al niet-marktbare tomaten (1,54 kg/m²), significant minder dan Cappricia (2,48 kg/m²).
Ronvine (Nunhems) scoorde qua opbrengst ongeveer 1 kg/m² meer dan de referentie, meer bepaald 34,54 kg/m². Rovine had minder trossen (47 ten opzichte van 50), maar ze waren wel zwaarder (731 g ten opzichte van 669 g). Alhoewel er geen significante verschillen waren tussen de rassen, leek Ronvine het meest vatbaar voor neusrot.
Prospano RZ (Rijk Zwaan) leverde als tussentype-trostomaat de lichtste trossen. Het aantal trossen was ongeveer gelijk met de referentie, maar de trossen waren een stuk lichter (597 g). Prospano RZ had wel significant minder uitval (1,72 kg/m²) dan de referentie.
Alternatieve onderstammen voor Fortamino in beeld
We namen op het einde van de proef een mengstaal van de bodem en ook van de wortels van het object met onderstam Sanaterra voor een analyse op wortelknobbelaaltjes. Uit deze analyses bleek dat de kas zwaar besmet was met M. javanica (> 1.000/5 g wortel; > 400/100 ml in de bodem) en M. hapla (2.400/10 g wortel; 220/100 ml in de bodem). Bij het ruimen van de serre werd per plot de wortelknobbelindex bepaald (Zeck-score), een maat voor de aantasting van de wortels door wortelknobbelaaltjes. Daarnaast evalueerden we ook andere parameters van wortelgezondheid, zoals wortellengte, wortelmassa, haarwortels en kurkwortelvorming. Er waren geen planten met kurkwortelvorming.
HW1003 en E16R.43290, twee van de drie onderstammen met resistentie tegen ToBRFV, deden het niet goed in deze proef. Al vanaf begin april merkten we op dat E16R.43290 geen goede onderstam is in combinatie met Cappricia. De planten hadden een veel te donkere en dunne kop en de wortelgroei was ondermaats. Vanaf eind april was ook duidelijk dat HW1003 het niet goed deed. Mogelijks was dit te wijten aan aantasting van de wortels door wortelknobbelaaltjes, want dit ras zou als enige van de geteste onderstammen geen resistentie tegen wortelknobbelaaltjes hebben. Zowel op E16R.43290 als op HW1003 stierven verschillende planten af, wat resulteerde in lagere opbrengsten. Daarom zijn deze onderstammen niet geschikt voor Cappricia. Beide rassen hadden weinig wortelmassa. Daarnaast zagen we ook een grote heterogeniteit in de planten op deze twee onderstammen. De meeste planten op deze onderstammen hadden smalle stengels en gaven kleinere tomaten, terwijl andere planten het even goed deden als de referentie. We kunnen niet uitsluiten dat er bij het enten of bij de opkweek iets fout is gelopen.
E16R.40164, Sanaterra, Astrolite, TRCX62077N, Kaizer RZ en Suzuka RZ scoorden gelijkwaardig (geen significante verschillen) met de referentie Cappricia op Fortamino, en dat op vlak van zowel opbrengst, aantal trossen, trosgewicht en vruchtkwaliteit als bewaring. Ze leverden opbrengsten tussen 31,09 en 33,23 kg/m², 49 tot 51 trossen en een trosgewicht tussen 625 en 671 g. Hoewel niet significant verschillend, leverde de referentie Cappricia op Fortamino toch een hogere opbrengst van 33,42 kg/m² (50 trossen per m² van 669 g). Het wortelgestel leek het sterkst bij de onderstammen Suzuka RZ en E16R.40164, ook al hadden ze meer wortelknobbels dan de referentie Fortamino (Foto 2).
Toekomstgerichte rassenkeuze en weerbare bioteelt
De proef bevestigt dat enkele ToBRFV-resistente rassen, vooral Bronski, minstens even goed of zelfs beter presteren dan het klassieke ras Cappricia in biologische glastuinbouw. Daarnaast bieden enkele nieuwe onderstammen in combinatie met geschikte bovenstammen mogelijkheden naar opbrengst en weerbaarheid. Voor biotelers biedt deze proef dus waardevolle inzichten om hun rassenkeuze toekomstgericht aan te passen, met aandacht voor ziekteresistentie én marktkwaliteit. Let wel, ook met resistente rassen blijven hygiënemaatregelen van belang om insleep te beperken en virusdruk laag te houden.
In 2025 bouwen we verder op de resultaten van deze proef om te zien hoe Bronski het doet op de onderstammen Fortamino en Sanaterra. En tegelijkertijd testen we een gamma aan composteerbare/ herbruikbare touwen en bevestigingssystemen.
Voor meer informatie over biologische tomatenteelt kan je terecht bij Viaverda, onder andere op het proefveldbezoek biogroenten onder bescherming dat plaatsvindt op dinsdag 1 juli. Je kunt hiervoor inschrijven via deze link.
Meer info?
an.vandewalle@viaverda.be
Dit onderzoek werd uitgevoerd met steun van Agentschap Landbouw en Zeevisserij.